Maar we laten dat onderscheid nu maar los. Laten we nu eerst even bekijken of het sowieso wel nut heeft om in christelijke kerken afbeeldingen te hebben. Of het nu afbeeldingen zijn van gebeurtenissen of van menselijke lichamen.
Als we enige waarde hechten aan het gezag van de vroege kerk, dan moeten we om te beginnen bedenken dat de kerken ongeveer vijfhonderd jaar lang allemaal zonder beelden geweest zijn. En in die jaren bloeide de godsdienst meer dan nu en ook de gezonde leer floreerde. Beelden zijn dus pas in gebruik genomen om kerken te versieren toen de bediening niet meer zo zuiver was als eerst. Ik zal nu niet bespreken of degenen die de eerste aanzet hiertoe gegeven hebben daar ook een reden voor hadden. Als je de tijden met elkaar vergelijkt, zie je wel dat ze ver afgeweken waren. Ze waren veel minder zuiver dan degenen die geen beelden hadden.
Wat betekent dat? Zouden de heilige kerkvaders toegestaan hebben dat de kerk het zo lang zonder beelden moest stellen, als ze die nuttig en opbouwend hadden gevonden? Natuurlijk niet. Ze zagen ongetwijfeld dat beelden weinig of geen nut hadden, maar wel een groot gevaar vormden. Daarom hebben ze beelden juist weloverwogen en goed beredeneerd afgewezen. Ze hebben niet uit onwetendheid of laksheid verzuimd om beelden te gebruiken.
Ook Augustinus verklaart dit in duidelijke bewoordingen. Hij zegt: ‘Beelden worden op een eervolle en verheven plek neergezet, om de aandacht te trekken van de mensen die bidden en offeren. Ze hebben geen zinnen en geen ziel. Maar ze zien er zo levensecht uit, dat ze bij ontvankelijke mensen de indruk wekken dat ze leven en ademen …’1 En ergens anders zegt hij: ‘Want omdat ze er zo levensecht uitzien, denken mensen gemakkelijk dat dat lichaam, dat er net zo uitziet als hun eigen lichaam, ook een ziel heeft …’ En even later zegt hij: ‘Omdat beelden een mond, ogen, oren en voeten hebben, zijn beelden wel in staat om ellendige mensen ván het rechte pad te brengen. Maar omdat ze niet praten, niet zien, niet horen en niet lopen, kunnen ze hen niet óp het rechte pad brengen.’2
Dit is vast de reden waarom Johannes wilde dat we niet alleen zouden oppassen voor afgodendienst, maar ook voor de afgoden zelf. 1 Johannes 5:21 Een afschuwelijke waanzin heeft de wereld bevangen tot nu toe. De vroomheid is daardoor bijna volledig ondergegaan. We hebben maar al te goed ervaren dat zodra er in kerken beelden geplaatst worden, als het ware het vaandel van de beeldendienst wordt opgestoken. Want in hun dwaasheid kunnen mensen er niet van weerhouden worden om die beelden meteen bijgelovig te gaan vereren.
Maar ook al zou er niet zo’n groot gevaar dreigen – als je bedenkt waar kerken voor bestemd zijn, dan vind ik toch dat het op een of andere manier hun heiligheid onwaardig is, als ze andere beelden krijgen dan de levende symbolen die God in zijn Woord geheiligd heeft. Ik bedoel de doop en het avondmaal van de Heer en de andere rituelen. Die moeten onze ogen zo in beslag nemen en ons zo aangrijpen dat we niet langer op zoek gaan naar andere beelden die door mensen bedacht en gemaakt zijn.
Zie je nu hoe weergaloos nuttig beelden zijn? Daar kan niets tegenop, als je de pausgezinden wilt geloven!
1Augustinus, Epistulae, 102,18.
2Augustinus, Enarrationes in Psalmos, Psalm 113, 2,5.