1.11.1 – God verbiedt in de wet om Hem af te beelden

0
380

Om tegemoet te komen aan de onkunde en hardleersheid van de mensen, spreekt de Schrift steeds in gewone taal. Als de Schrift de echte God wil onderscheiden van valse goden, stelt zij Hem daarom tegenover de afgoden. Niet omdat de Schrift instemt met wat de filosofen zo mooi en elegant gezegd hebben, maar om extra duidelijk te maken hoe dwaas, ja hoe waanzinnig de wereld doet. Ieder houdt vast aan zijn eigen speculaties als hij God zoekt. De exclusieve definitie van God die je overal in de Schrift tegenkomt, doet daarom alles teniet wat mensen zich naar eigen idee als god fabriceren. Want God zelf alleen is genoeg als getuige over zichzelf.

Ondertussen is heel de wereld bevangen door een mensonwaardige dwaasheid: men wil God in een zichtbare vorm hebben. Daarom hebben mensen goden gevormd uit hout, steen, goud, zilver en andere vergankelijke materialen. Maar wij moeten vasthouden aan het principe dat Gods eer wordt aangetast door een goddeloze leugen, telkens als Hem een bepaalde zichtbare vorm wordt toegedicht.

In de wet eist God voor zichzelf alleen de eer op van het God zijn. Vervolgens wil Hij leren hoe Hij wel en niet gediend wil worden. En dan voegt Hij er meteen aan toe: ‘Maak geen gesneden beeld en geen enkele afbeelding.’ Exodus 20:4 Met die woorden perkt Hij onze teugelloosheid in, om te voorkomen dat we zouden proberen Hem op een of andere manier zichtbaar af te beelden.

In het kort noemt God dan alle vormen op waarin mensen van oudsher uit bijgeloof begonnen waren zijn waarheid in leugen te veranderen. Want we weten dat de Perzen de zon aanbaden. De heidenen stelden zich voor dat er net zoveel goden waren als ze sterren aan de hemel zagen. En er was haast geen enkel dier meer dat voor de Egyptenaren niet de zichtbare vorm van een god was. Maar de Grieken leken wijzer te zijn dan de anderen, want zij dienden God in de gedaante van een mens.1

Toch vergelijkt God deze afbeeldingen niet met elkaar, alsof de een minder ongepast zou zijn dan de ander. Zonder uitzondering verwerpt Hij alle beelden, schilderijen en andere tekenen waarin bijgelovigen dachten dat Hij dicht bij hen was.

1Maximus van Tyrus, Philosophoumena, 2.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in